Jaarverslag 2022

Lees nu het jaarverslag 2022 van de Groene Meent! 

 

Groene Meent Logo

De bezige bijtjes van de Groene Meent hebben ook in 2022 niet stilgezeten. In 2022 kwamen bekende activiteiten, én nieuwe activiteiten langs: Trash & Treasures, het boomspiegelfeest en de warmtescan, bijvoorbeeld.

Lees alles over de activiteiten in 2022 in het jaarverslag (opent in pdf)!

Dit draagt bij aan de doelen:

Wassenaar4GlobaGoals

Onze favoriete planten voor een boomspiegel in de schaduw

Wassenaar kan nóg groener en kleurrijker worden als we alle boomspiegels inplanten. Een boomspiegel is de aarde rond een boom.Maar wat zijn goede planten om in een boomspiegel te planten? 

Grond verbeteren

Bomen zijn (kleine) reuzen, en hebben dan ook reuzedorst. Daarom is de grond rond een boom vaak droog. Je hebt dus planten nodig die goed tegen droogte kunnen. Daarbij is de grond rond bomen die de gemeente beheerd vaak van slechte kwaliteit: soms is dit letterlijk zand. Overweeg dus vóór je begint om de gemeente te vragen om betere grond rond de boom aan te brengen, of schep zelf voorzichtig een bovenlaag weg, en vul dit weer aan met goede, voedzame grond. Maar ook als je de grond verbetert, blijft de aarde rond een boom erg droog. 

Schaduw

Vervolgens is het belangrijk om te bekijken of de boomspiegel in de zon, schaduw, of halfschaduw ligt. Planten kunnen alleen groeien en sterk worden als ze in omstandigheden groeien die bij ze passen. Schaduwplanten staan het liefst in de schaduw: als de zon alleen ’s ochtends, of helemaal aan het eind van de middag op de boomspiegel staat, ligt deze in de schaduw. Wanneer een groot deel van de dag de zon er vol op staat, ligt deze in de zon. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat een deel van de boomspiegel in de zon ligt, maar een deel in de schaduw van de boom zelf. 

Halfschaduw zit hier tussenin. Maar de ene (half)schaduw is de andere niet. Schaduwplanten kunnen vaak niet teveel direct zonlicht verdragen. Wanneer deze planten alleen wat ochtendzon krijgen, staan ze dus in goede omstandigheden, maar als ze midden in de zomer vooral ’s middags zon vangen, kan dit toch nog teveel zijn. 

Gifloze planten

Nog een laatste opmerking: zorg dat je altijd biologische planten (of bollen, of zaad) gebruikt. Deze kun je krijgen bij kleine, duurzaam werkende telers. Soms kan je dit ook kopen in de supermarkt of in grote tuincentra. De meeste planten in grote tuincentra zijn niet-biologisch. Wanneer planten met gif worden opgekweekt, kan dit schadelijk zijn voor bijvoorbeeld bijen die nectar uit die bloemen drinken, en zelfs dodelijk voor ze zijn. 

Voor elke plek een plant! 

Nogal wat zaken om rekening mee te houden dus, en toch is er voor elke plek een plant. Zelfs voor droge schaduw zijn goede planten te vinden, en zelfs voor plekken die weinig zon krijgen, maar dan vooral felle zon, zijn planten te vinden. 

Lievevrouwebedstro

Een lieflijk plantje met een mooie naam. Het is een klein laagblijvend plantje, met kleine witte bloemetjes. De bloemetjes zijn eetbaar, en kunnen dus goed in een salade! Het beste pluk je ze enkele uren voordat je ze op wilt eten, dan zijn ze op hun lekkerst. 

Klokjesbloem (campanula)

Klokjesbloemen of campanula’s komen in veel verschillende soorten, dus er is altijd wel één te vinden die goed past in jouw (boom)tuintje. Het zijn mooie planten met paarse bloemen, die een beetje de vorm hebben van een ouderwetse kerkklok. Klokjesbloemen kunnen vaak goed in de (half)schaduw staan. De campanula trachelium kan zowel zon als schaduw hebben, en is dus een goede plant voor in boomspiegels die veel schaduw én felle middagzon hebben. De plant, inclusief bloem, wordt zo’n 80 cm groot en bloeit in juni/juli. Als de boomspiegel vooral in de schaduw ligt, en niet te felle zon krijgt, is campanula latifolia aan te raden. Die kan goed tegen (half)schaduw, wordt in totaal zo’n 100 cm groot, en bloeit ook in juni/juli. Daarbij is het ook nog eens een heemplant (waar vlinders hun eitjes op leggen dus). Tot slot is de campanula portenschlagiana een laagblijvende plant die groene kussentjes maakt, waar in juni tot september kleine paarse bloemetjes op komen. Een heel makkelijke plant, die snel groter groeit, in de winter ook nog een beetje groen is, en waar de bijen van smullen. 

Ooievaarsbek

De Latijnse naam voor ooievaarsbek is geranium, maar verwar de plant niet met wat in de volksmond vaak geraniums worden genoemd. Die laatste ‘geranium’ kan alleen in de zomer buiten in ons klimaat, want de winter overleeft hij meestal niet. Eigenlijk heet hij ook geen geranium, maar pelargonium. De échte geranium noemen we in Nederland ooievaarsbek, omdat de uitgebloeide bloem eruit ziet als… je raadt het al. Echte geraniums zijn over het algemeen oersterke planten, en er zijn heel veel soorten, dus er is er altijd wel één die in jouw (boom)tuintje past. Op de meest lastige plekken op droge grond en in (diepe) schaduw wil de geranium macrorrhizum vaak nog wel groeien. Ook wel het meest geschikt voor dat soort moeilijke omstandigheden, want anders breidt hij zich soms wel erg uit. Maar hij is ook weer gemakkelijk uit te trekken, dus je bent hem ook weer gemakkelijk kwijt. Als je al zijn blaadjes eraf trekt, groeien er gewoon weer nieuwe. Onuitroeibaar dus. Rond mei-juni bloeit hij (in niet al te diepe schaduw) met wit-roze bloemen. Zon kan hij trouwens ook hebben, dus dit is ook weer zo’n topper voor boomspiegels met felle middagzon. 

Een andere aanrader is geranium nodosum. Deze plant houdt zich goed in droge schaduw, en overleeft moeilijke omstandigheden in zanderige grond, langs schuttingen in smalle steegjes. Ook geschikt voor een boomspiegel in de schaduw, dus. Hij ziet er ook nog eens lieflijk uit, met lila bloemetjes met paarse streepjes, roze stampertjes, en fris groen blad. 

Gebroken hartje

Wie een gebroken hart heeft, kan misschien wel troost vinden bij dit plantje, want wat ziet hij er prachtig uit. Hij wordt niet veel hoger dan 25 cm, maar de bloemetjes zien er inderdaad uit als gebroken hartjes, en zitten met trosjes aan een steeltje. Hij is verkrijgbaar in wit en in (diep)roze. Hij overleeft droge grond, schaduw, maar doet ook niet moeilijk over een flink portie zon. Het blad is geveerd en ziet er fris uit. Ook deze plant is niet kapot te krijgen, en groeit elk jaar wat groter. Dan kan je de buitenste stukken er gewoon afhakken, ergens anders in de aarde stoppen, gieter water erover, en dan heb je weer een nieuw plantje. Hij bloeit ook nog eens van mei t/m september, lekker lang dus. De Latijnse naam is dicentra formosa. 

Duizendknoop (persicaria)

Nee nee, niet de Japanse duizendknoop, de invasieve exoot die schade aan gebouwen veroorzaakt en dus professioneel verwijderd moet worden zodra hij de kop opsteekt. Nee, dit gaat over de persicaria, en waar de Japanse duizendknoop keihard bestreden moet worden, kunnen we niet genoeg persicaria’s in Nederlandse tuinen en boomspiegels zien. Wát een plant, sterk als een superheld. Er zijn veel verschillende soorten, sommige met mooie rode patronen op de groene bladeren. De bloemen zijn rozige pluimen, en afhankelijk van de soort zijn ze diepdonkerrood, lichtroze, of alles ertussenin, en in een enkel geval zelfs wit. De pluimen zijn bij sommige soorten dun, bij andere soorten dik. Verschillende soorten van de persicaria amplexicaulis kunnen zowel zon als schaduw verdragen, zoals ‘fat domino’, ‘inverleith’, of ‘orangefield’. Die laatste is te bewonderen in de tuin van Museum Voorlinden. Hij bloeit van juli tot oktober. Maar ook de persicaria bistorta kan vaak zowel zon als schaduw hebben, bijvoorbeeld ‘superba’, die bloeit van mei tot en met juli. Zet hem in een boomtuintje, en de bijen zullen je dankbaar zijn. 

Purperklokje

Het purper in de naam verwijst vooral naar het blad, want de bloemetjes zijn meestal wit. En dan zijn er, om het verwarrend te maken, ook nog soorten waarvan het blad gewoon groen is. Heuchera is de Latijnse naam, en heucera villosa macrorrhiza is zo’n groenbladige heucera, die prima in de droge schaduw kan staan. Bloeit in september/oktober, het blad blijft ook in de winter groen, en hij wordt behoorlijk groot. Die wil je dus in je schaduwboomtuintje. 

Gele dovenetel

Gele dovenetel is een echte schaduwplant, maar zelfs op droge grond groeit hij goed. Lamium galeobdolon is de indrukwekkende Latijnse naam. De plant zelf is klein en smal, maar breidt zich in een rustig tempo uit, en zoekt daarbij zelf een plaatsje tussen de andere planten. Hij bloeit in het voorjaar met gele kelkbloemetjes waar de insecten van smullen. Er zijn soorten met groen-met-zilvergevlekt blad. 

Elfenbloem

Ook van de elfenbloem zijn veel soorten te krijgen. Ze zijn laag, hebben groen of groen-rood blad, en bloeien vroeg, rond april/mei. Ze blijven ’s winters groen. In het voorjaar is hun blad vaak niet meer zo mooi. Dan kan je het helemaal wegknippen (maar pas op dat je geen bloemstengeltjes doorknipt!), want in april groeit er weer fris blad aan. De bloemetjes zijn vaak lieflijk geel, hoewel er ook soorten zijn met oranje, rode, of dergelijke kleuren. Een heel mooi plantje, dat ook in de droge schaduw goed groeit. In de kwekerij vind je ze onder hun Latijnse naam, epimedium. 

Vergeet-mij-nietje

Een plant met de prachtigste lichtblauwe bloemetjes, die zich graag bescheiden ophoudt in vergeten hoekjes van de tuin. Het is een tweejarige plant, maar hij zaait zichzelf goed uit, waardoor je gelukkig niet snel zonder zit. Ook droogte kan hij prima hebben. Wie zeker wil weten dat de plant er elk jaar weer is, gaat niet voor de tweejarige plant (myosotis), maar voor het vaste vergeet-mij-nietje (brunnera macrophylla), ook wel Kaukasisch vergeet-mij-nietje genoemd. Het is een andere plant, maar ziet er wel niet zo lief uit. Ook verkrijgbaar met prachtig witte tekening op het groene blad. 

Vrouwenmantel

Spectaculair zijn de groene bloemetjes van vrouwenmantel (alchemilla mollis) niet te noemen, maar dat is dan ook niet zijn grootste troef. Dat zijn zijn bladeren, die wat harig zijn, waardoor waterdruppels er prachtig op blijven liggen. Na een regenbui lijkt zijn blad bezaaid met diamantjes. Een hele sterke plant, die niet moeilijk doet over flinke schaduw en/of droge grond, en/of felle zon. 

Wolfsmelk

Wolfsmelk kan prima tegen droogte. Al te diepe schaduw is misschien geen goed idee, maar halfschaduw kan hij zeker hebben. De bloemkleur is subtiel, namelijk groen, maar de vorm is architectonisch. De Latijnse naam is euphorbia. Euphorbia amygdaloides robbiae wordt niet veel hoger dan 40/50 cm, inclusief bloemen, maar breidt zich na een jaar behoorlijk uit. De groene bloemen blijven lang op de plant staan, en zijn zelfs in de winter nog mooi, en dat terwijl hij in april al begint, dus hij geeft een groot deel van het jaar plezier. Let wel op: de Nederlandse naam verwijst naar een melkachtig goedje in de stengels van de plant, wat lelijke vlekken kan maken op kleding en huid. Niet planten dus als er een reële kans is dat bijvoorbeeld kinderen de bloemen eraf knakken. 

Akelei

De akelei bloeit wat later in de lente (mei/juni) met mooie paarse bloemen. Het groene blad is mooi fris. Zeker de wilde soort (aquilegia vulgaris) kan best tegen wat droogte én tegen wat schaduw, hoewel liever niet al te diepe schaduw. Fijn dat hij wat hoger is (ongeveer 70 cm) dan de meeste schaduwplanten.



Een minivijver in de tuin maken

Water in je tuin, al is het maar een klein beetje, doet wonderen voor het leven in je tuin. Water zorgt voor drinkgelegenheid voor egels en vogels, een leefplek voor kikkers en salamanders, en een badderplaats voor kleine vogels. En dat is nog niet alles: een paar weken nadat ik een minivijver in mijn tuin had geplaatst, kon ik de eerste waterjuffers (= libelachtige) begroeten!

Zo geef je met een beetje water dus een impuls aan het wilde leven in je tuin, en daarmee help je de biodiversiteit. Alle reden dus om een minivijver in de tuin te maken. Maar hoe maak je zoiets, en waar plaats je hem?

Altijd plek, maar wat is een goede plek?

In elke tuin en op elk balkon is wel plek voor een minivijvertje. Je kan ze immers zo groot en klein maken als je wilt. Zoek een plek uit die niet teveel zon krijgt, en ook niet te weinig. Op een plek met veel zon kan het water snel te warm worden, zeker als het een klein beetje water is. Op een plek met weinig zon, kan het water last krijgen van overdadige algengroei. Pas ook op met plekken dicht bij bomen: bomen verliezen immers blad, en dat wil je liever niet in je vijver. Als er veel bladeren vallen, kunnen ze een laagje op je vijvertje vormen waar geen licht meer doorheen kan, waardoor de waterkwaliteit slecht wordt. Daarnaast gaat het blad in je vijver rotten, waardoor er veel voedingsstoffen in het water komen. En daar groeien algen (te) goed op.

Op de grond of in de grond

Je kan ervoor kiezen om je minivijver op je balkon of terras neer te zetten, maar je kan ook kiezen voor een ingegraven minivijver. Dat laatste heeft de voorkeur, als je er de mogelijkheid voor hebt: doordat je hem ingraaft, heeft het water minder last van temperatuurwisselingen door zon of vorst. Daarnaast is het gemakkelijker voor kikkers en salamanders om in en uit je minivijver te komen, en voor egels om eruit te drinken. Maar mocht dit niet mogelijk zijn, dan is een bak of schaal op tegels ook goed mogelijk.

De bak

Een minivijver kan je eigenlijk in elke bak, schaal, emmer of ton maken. Het enige vereiste is dat de bak waterdicht is. Denk bijvoorbeeld ook aan oude afwasteiltjes of huishoudemmers. Als je de ruimte hebt, is het fijn om een iets diepere bak (ongeveer 40 cm) te nemen, met enige doorsnee. Hoe meer ruimte er is voor het water, hoe meer mogelijkheden je hebt om de bak dier- en plantvriendelijk te maken, en hoe gemakkelijker het zal zijn om een gezond organisch evenwicht in het vijverwater te bereiken.

De bak kan zo duur en goedkoop zijn als je wilt. Cementkuipen zijn een goede basis voor een minivijver, en te koop in verschillende maten bij de bouwmarkt, of tweedehands. Er zijn ook speciale, voorgevormde vijverbakken. Wie een minivijver op balkon of terras wil zetten en wel wat geld uit wil geven, kan een halve houten ton hiervoor kopen.

Maar uiteindelijk helpt alles: een schaal met water kan vogels al drink- en wasgelegenheid geven tijdens warme dagen.

Waterplanten

Er zijn twee belangrijke soorten waterplanten: moerasplanten en zuurstofplanten. Moerasplanten staan graag drassig, maar niet te diep in het water. Ze steken deels nog boven het water uit. Vaak bloeien ze ook. Zuurstofplanten groeien op de bodem van het water, en vanaf daar omhoog. Zuurstofplanten zijn belangrijk voor de kwaliteit van het water: ze zorgen voor gezond vijverwater, wat niet te troebel wordt. Zonder zuurstofplanten zal je veel algen in het water krijgen. Je hebt niet snel teveel zuurstofplanten in je minivijver: probeer zo’n 40% van de bodem te beslaan met zuurstofplanten. Moerasplanten zijn vooral mooi, omdat ze boven het water uitsteken. Daarnaast bieden ze een fijne plek voor kikkers en insecten om zich in of onder te verschuilen.

Waterplanten kan je kopen in tuincentra of gespecialiseerde kwekerijen. Daar staat ook aangegeven of het moerasplanten zijn (er staat dan op dat ze geschikt zijn voor zone 1), of zuurstofplanten (geschikt voor diepere zones). Waterplanten koop je over het algemeen in plastic plantenpotten met gaten erin. Dit is belangrijk, omdat de wortels kunnen gaan rotten in gesloten potten. Dan kunnen de gassen die ontstaan immers niet ontsnappen. Je zet de waterplanten met pot en al in het water. Gooi geen losse aarde in je minivijver! Dit zorgt voor troebel water. Je hoeft ook zeker geen speciale vijveraarde te gebruiken.

Laat je waterplanten overigens voorzichtig te water, en zorg dat de temperatuurovergang niet te groot voor ze is. Kies het liefst voor inheemse planten: watermunt, water-vergeet-mij-nietje, moerrasspirea en penningkruid, om er een paar te noemen.

Om je minivijver af te maken, kan je een miniwaterlelie kopen. De blaadjes van een miniwaterlelie zijn een goede plek voor bijvoorbeeld libelles om op te rusten, en het kleine witte bloemetje ziet er prachtig uit. Een waterlelie moet je stapsgewijs laten zakken in de vijver: zorg dat het blad op het water kan drijven. Pas als dit (gemakkelijk) het geval is, laat je de pot iets dieper zakken, en wacht je weer totdat de stengel van het blad voldoende is gegroeid om tot het wateroppervlak te komen. Zo laat je de waterlelie steeds iets dieper zakken, tot de bodem.

De opbouw van je minivijver

Als je minivijver ook maar enige diepte heeft, is het aan te raden om wat hoogteverschil aan te brengen in je vijver, door middel van stenen. Een steen die nét boven het water uitsteekt, is een goede plek voor vogels en insecten om op te zitten, wanneer ze willen drinken. Als je stenen op elkaar stapelt, met steeds wat ruimte ertussen, creëer je holletjes waar kikkers zich veilig in kunnen verstoppen. Bedenk ook dat dieren altijd de mogelijkheid moeten hebben om uit de vijver te klimmen: een egel kan anders verdrinken in je vijver. Zorg dus voor stenen “trappetjes” voor egels en andere dieren die per ongeluk in de vijver kunnen vallen.

Water

Het voelt misschien logisch om de vijver te vullen met regenwater, maar dit kan je beter niet doen. De PH-waarde van leidingwater zal de waterkwaliteit van je vijver meer helpen. Door teveel regenwater wordt het water te zacht. Mocht je de minivijver al een tijdje hebben, waardoor er veel regenwater in is gekomen, overweeg dan om hem een keer bij te vullen met kraanwater. Probeer wel te voorkomen dat je ijskoud kraanwater in een redelijk warme vijver doet, want dit plotselinge temperatuurverschil doet het leven in je vijver geen goed.

Haal ook liever geen water uit een andere vijver of sloot. Het zou kunnen dat je hiermee ook ziektes je minivijver in haalt.

Onderhoud

Een minivijver vraagt enig onderhoud, hoewel niet veel. Het beste moment voor groot onderhoud is het najaar, want dan verstoor je het waterleven zo min mogelijk. Je kan dan het beste je vijvertje helemaal leeg halen, de bodem en randen ontdoen van aarde en algen, de stenen weer goed te stapelen en de planten weer goed op hun plek te zetten. Vul de vijver opnieuw met leidingwater.

In de winter is het zaak om de vijver zoveel mogelijk open te houden bij vorst, zodat dieren eruit kunnen drinken, en er geen opstapeling van gassen onder het ijs plaatsvindt. Dat laatste kan ervoor zorgen dat overwinterende kikkers doodgaan.

In het voorjaar is het zaak om op te letten of de waterplanten nog leven. Soms kan het even duren voordat ze weer opkomen, dus geef ze niet te snel op, maar als er in juni nog steeds niks anders dan aarde zichtbaar is in een potje, is het tijd om de plant te vervangen.

In de zomer is het soms nodig om zuurstofplanten in toom te houden, wanneer die te flink groeien. Knip zuurstofplanten af en toe een stukje af. Hierdoor voorkom je dat hun blaadjes het wateroppervlak helemaal bedekken, waardoor er onvoldoende licht in de vijver komt, en door ze bij te knippen gaan ze weer harder groeien, waardoor ze voedingsstoffen uit het water halen, wat algengroei voorkomt.

Het hoeft niet perfect

Begin gewoon en kijk wat er gebeurt! Het hoeft niet perfect. Vorig jaar had ik een gele iris in mijn minivijver gezet, zonder me te realiseren dat die enorm groot worden. Van fouten kan je leren. Die iris heb ik op een gegeven moment uit mijn vijver gehaald en in een emmer gezet. Daarna ben ik hem vergeten. Ik dacht dat hij dood was, omdat het water groen was en de stengels in de winter bruin en slap waren geworden, maar dit voorjaar liep hij opeens weer uit met fris groen blad. Zo simpel kan een minivijver dus zijn!

Schrik ook niet als er wat algengroei ontstaat in je minivijver. Een kleine hoeveelheid draadalgen aan de rand van je vijver kan geen kwaad. Soms duurt het even voordat er (weer) een nieuw evenwicht in het vijverwater is ontstaan. Draadalgen kan je uit het water scheppen (of draai ze om een stokje). Geef het even de tijd, zeker in het voorjaar. Wanneer de dagen warmer worden, en de zuurstofplanten gaan groeien, wordt de algengroei vaak minder.